Nieuwsarchief 2006

  December 2006
November 2006
Oktober 2006
September 2006
Augustus 2006
Juli 2006
Juni 2006
Mei 2006

April 2006
Maart 2006
Februari 2006
Januari 2006
Nieuws 2008
Nieuws 2007


Nieuws 2005
 
  December 2006
 

Prettige feestdagen en een voorspoedig 2007. Langs deze weg willen wij al onze lezers fijne dagen toewensen en een succesvol nieuw jaar. Onze opdrachtgevers danken wij voor het in ons gestelde vertrouwen. Uiteraard hopen wij in 2007 meer van onze lezers tot onze vaste opdrachtgevers te mogen gaan rekenen.

Streefregelingen zijn niet meer mogelijk zo stond in ons laatste infomagazine. De realiteit is iets genuanceerder, zo concludeerden wij na een seminar medio december over de Pensioenwet (hierna PW). Op basis van artikel 9 PW moet de pensioenovereenkomst, tussen werkgever en werknemer, het karakter hebben van het toezeggen van of een pensioenuitkering, of een kapitaal of een premie. Iets anders is niet toegestaan. In artikel 24 PW over de uitvoeringsovereenkomst, tussen werkgever en pensioenuitvoerder (verzekeraar), staat niets over het karakter. Met andere woorden een streefregeling onder de PW kan nog fungeren als uitvoeringsovereenkomst waarbij het voor de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst duidelijk moet zijn of hij nu recht heeft op een pensioenuitkering of op een kapitaal waarmee hij zelf een pensioenuitkering kan aankopen.

De C-polis is onder de pensioenwet niet meer mogelijk omdat op basis van de verantwoordelijkheidsverdeling de uitvoeringsovereenkomst gesloten wordt tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder. De C-polis is echter een (uitvoerings)overeenkomst tussen de werknemer en de pensioenuitvoerder en derhalve niet meer mogelijk onder de nieuwe pensioenwet. Het overgangsrecht, artikel 18 lid 3 en 4 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW), bepaalt, dat bestaande C-polissen niet aangepast hoeven te worden. Artikel 18 lid 1 IPW bepaalt dat de onderbrengingsplicht van werkgevers bij verzekeraars eerst na twee jaar (1 januari 2009) ingaat. Tot die datum kan de C-polis dus nog gesloten worden. Uit de wetsgeschiedenis (TK 30 413 nr. 24 pag. 18) blijkt verder dat de onderbrengingsplicht van de werkgever betrekking heeft op de verwervingsfase. In de uitkeringsfase kan de werknemer dus wel verzekeringsnemer zijn.

Aanpassing aan de wet VPL per 1 januari 2007. Pensioenregelingen moeten uiterlijk per 1 januari 2007 zijn aangepast aan de kaders zoals deze gelden na invoering van de Wet VPL, zo staat te lezen op de website van de belastingdienst. Als de pensioenregeling op 1 januari 2007 nog niet is aangepast, wordt de waarde van alle opgebouwde pensioenrechten belast als loon. Zij die om welke reden dan ook pensioenregelingen nog niet aangepast hebben en deze problemen in ieder geval willen voorkomen adviseren wij de website http://www.belastingdienstpensioensite.nl/ onder 'diversen' te raadplegen en gebruik te maken van de modelvangnetovereenkomst.

Pensioenovereenkomst enkel nog mogelijk tussen werkgever en werknemer, zo blijkt uit de definitie van pensioen in artikel 1 PW. Een overeenkomst met b.v. een commissaris of met de moeder- of dochteronderneming van de werkgever kan dus niet meer. Ook de directeur-grootaandeelhouder is geen werknemer (meer) in de zin van de PW. Op dit laatste komen wij nog uitgebreider terug.

 
  September 2006
 

Pensioenwet door Eerste Kamer aangenomen. De plenaire behandeling van de Pensioenwet (hierna PW) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (hierna IPW) in de Eerste Kamer had op 4 december (eerste termijn) en 5 december (antwoord regering, re- en dupliek) plaats, waarna deze wetten zonder stemming zijn aangenomen. Door aanname van deze wetten zullen ze inwerkingtreden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Per, waarschijnlijk, 1 januari 2007 is er dus sprake van onmiddellijke inwerkingtreding, uitgestelde werking en uitgestelde inwerkingtreding. Nu deze wetten zijn aangenomen kunnen we wat meer ingaan op de belangrijkste beleidsmatige veranderingen. Dat zijn met name transparantie, toezicht en toegang. Vooralsnog zullen wij ons daarbij met name richten op hetgeen in de loop van komend jaar moet gebeuren.

Streefregelingen zijn niet meer mogelijk. Nu artikel 9 van de PW voorschrijft, dat er wat betreft de pensioenovereenkomst een keuze gemaakt moet worden voor één van de drie karakters, uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst, is er geen ruimte (meer) voor de, veelvuldig door verzekeraars toegepaste, streefregeling. Bij de streefregeling krijgt de werknemer de indruk dat voor hem een bepaald pensioen wordt opgebouwd (uitkeringsovereenkomst) moet in werkelijkheid afgewacht worden of dat met het verzekerde kapitaal bereikt kan worden (kapitaalovereenkomst) en in de praktijk betaalt de werkgever jaarlijks de (ooit berekende) premie zonder verdere aanpassing (premieovereenkomst). Ook voor de bestaande streefregelingen moet in 2007 een keuze gemaakt worden. De karakterbepaling heeft overigens alleen effect voor in de toekomst op te bouwen aanspraken (IPW TK 30 655 nr. 3 § 5.2).

Toetredingsleeftijd maximaal 21 jaar volgens de PW. In de PW is niet alleen opgenomen dat verwerving van pensioen uiterlijk op 21 jarige leeftijd of latere datum indiensttreding begint (artikel 13) maar ook, indien een pensioenovereenkomst tot de arbeidsvoorwaarden behoort, dit vanaf de 21 jarige leeftijd ingaat (artikel 7 lid 5). Dit komt overigens overeen met het voorstel in de EG-ontwerprichtlijn van 20 oktober 2005, de portability richtlijn (zie ons infomagazine 2006.04). Op grond van de IPW (art. 14) zullen alle werknemers ouder dan 21 jaar, die op grond van de oude toegangsleeftijd nog geen deelnemer waren, met het van kracht worden van de betreffende artikelen in de PW (art. 7 lid 5 en art. 13) pensioenaanspraken verwerven. Geen terugwerkende kracht dus!

De pensioenuitvoerder moet rechtstreeks informatie gaan verstrekken aan de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner, welke informatieplicht overigens uitgebreider is dan onder de PSW het geval was. Informatie via werkgever of tussenpersoon is dus niet toegestaan onder de pensioenwet (TK 30413 nr. 3 pag. 200: toelichting artikel 35 t/m 44 PW). Pensioenuitvoerders zullen, voor zover zij daar nog niet over beschikken, de adresgegevens van deelnemers gaan opvragen aan werkgevers. Met name verzekeraars zullen dit, in 2007, moeten gaan doen, willen zij aan de informatieverplichtingen kunnen voldoen.

 


Terug naar boven

  Augustus 2006
 
  • Plenaire behandeling Pensioenwet (PW) op 21 en stemming op 26 september in Tweede Kamer.
    De plenaire behandeling op 21 september had plaats voorafgaande aan de verklaring van de ministers Donner en Dekker. Als gevolg van de tijdsdruk door dit laatste zijn de meer inhoudelijk/technische aspecten in een afzonderlijke brief op 22 september beantwoord (AV/PB/2006/79985). Het plenaire debat ging o.a. over het financieel toetsingskader (FTK), de medezeggenschap en de pension fund governance. Verder lijkt een nationaal pensioenregister serieuze toekomst (2011?) te zijn en is (verplicht aanbod tot) uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bij beëindiging deelnemerschap door de minister toegezegd (zie hierna). Op deze en andere onderwerpen, alsmede de verdere behandeling, zullen wij zo nodig nog ingaan in volgende infomagazines.
  • Recht op uitruil van pensioensoorten
    Recht op uitruil van pensioensoorten is in de PW niet alleen van toepassing op uitruil van partnerpensioen naar ouderdomspensioen (art. 54 PW voorheen art. 2b PSW). In artikel 55 PW is ook het recht van uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen opgenomen. Door aanvaarding van amendement Verbeet, Omtzigt, Bibi de Vries (TK 30 413 nr. 55) is minister de Geus bij de plenaire behandeling alsnog akkoord gegaan met aanpassing van artikel 55 PW. Dit houdt in, dat naast de datum van ingang van ouderdomspensioen ook bij het einde van een dienstbetrekking er een keuzemogelijkheid moet zijn. Voor de pensioenpraktijk is dit niet onbelangrijk, nu als gevolg van nabestaandenpensioen op risicobasis bij beëindiging van dienstbetrekking steeds vaker een fors gat in de nabestaandendekking bij vooroverlijden blijkt te zitten.
  • De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW)
    De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) is op 28 juli 2006 ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel (TK 30 655) bevat het overgangsrecht voor de invoering van de Pensioenwet alsmede de noodzakelijke aanpassing van andere wetten. Hoofdregel van het overgangsrecht is onmiddellijke werking. Voor een aantal bepalingen is echter een overgangstermijn van één jaar van toepassing, zoals het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Verder is het de bedoeling dat het financieel toetsingskader (FTK) direct van kracht zal zijn en dat bestaande rechtsverhoudingen tussen deelnemers en pensioenuitvoerders zoveel mogelijk worden gerespecteerd.
  • Met collectieve beschikbare premieregelingen (CDC-regeling)
    Met collectieve beschikbare premieregelingen (CDC-regeling) wordt op aandringen van de Tweede Kamer rekening gehouden door aanpassing van artikel 122 PW (TK 30 413 nr. 24 pag. 15). Kort samengevat komt in de CDC-regeling de werkgever met de werknemer een aan het salaris gerelateerd pensioen overeen (DB-regeling, b.v. middelloonregeling), waarbij de premie voor de werkgever wordt gemaximeerd, zoals het geval is bij een beschikbare premieregeling (DC-regeling). De aanpassing bestaat uit het versoepelen van de voorwaarden om reeds verworven aanspraken te korten in de derde nota van wijziging (TK 30 413 nr. 25).
 
 
  Juli 2006
 
  • Verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale waardering van pensioen.
    Verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale waardering van pensioen is toch relevant voor kleine rechtspersonen, ook al zijn de voorschriften van Richtlijn 271 voor de jaarverslaggeving omtrent de waardering in de verslaglegging niet van toepassing (zie ook infomagazine 2006-02). Ook bij aanpassing aan de VPL kan dit verschil relevant zijn. Indien besloten wordt tot omzetting naar een hoger ouderdomspensioen (OP) op basis van de fiscale reserve leidt dit tot een hogere aanspraak OP, en dus bedrijfseconomische verplichting, dan omzetting op basis van bedrijfseconomische waarde zonder leeftijdsterugstelling (zie Vraag & Antwoord Pensioen LB 05-055 d.d. 120905 op www.belastingdienstpensioensite.nl). Bij toepassing van leeftijdsterugstelling daalt de aanspraak nog verder. Dit alles betekent in elk geval, dat ook de accountant moet beschikken over de nodige pensioenkennis of deze moet betrekken van pensioenspecialisten, met wie hij nauw samenwerkt, wil hij kwalitatief goede dienstverlening kunnen leveren.
  • Ook slapers kunnen hun pensioenregeling aanpassen aan de Wet VPL.
    Ook slapers kunnen hun pensioenregeling aanpassen aan de Wet VPL, zoals het omzetten naar een hoger ouderdomspensioen op 65 jaar, op grond van het derde lid van de artikelen 38d, e en f van de Wet op de Loonbelasting (Wet LB) indien zij de leeftijd van 55 jaar voor 1 januari 2005 nog niet hebben bereikt. Dit blijkt uit het antwoord op onze vraag aan het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP). Dit is een in de wet gegeven omzettingsmogelijkheid, waarop de in de wet opgenomen bepalingen ter zake van uitstel niet van toepassing zijn. Het is daarbij niet van belang, of de gewezen werknemer op het moment van omzetting wel of geen dienstbetrekking heeft. Ook is niet van belang of de mogelijkheid tot omzetting was opgenomen in de tekst van de regeling. Voor (gewezen) werknemers die op 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt blijft het oude recht van toepassing. Daar bij de beantwoording door het CAP het civiele aspect, i.c. leeftijdsdiscriminatie, volledig buiten beschouwing gebleven is, lijkt ons hier een spanningsveld te bestaan. Zie wat betreft het civiele aspect uitspraak 2006-62 van de CGB hieronder.
  • Leeftijdsonderscheid tussen 55-plussers en 55-minners is niet toegestaan.
    Leeftijdsonderscheid tussen 55-plussers en 55-minners is niet toegestaan volgens de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) bij aanpassing aan de Wet VPL (uitspraak d.d. 7 april 2006 nr. 2006-62). In tegenstelling tot de uitspraak van 8 november 2005 nr. 2005-219 (zie ons infomagazine 2005-14) oordeelt de CGB nu, dat er, alhoewel in beide gevallen sprake is van leeftijdsonderscheid, dit onderscheid nu niet objectief gerechtvaardigd is. Op grond van een (juridisch discutabele?) pakketvergelijking van pensioen voor 55- plussers en 55-minners komt de CGB tot deze conclusie en verwerpt daarbij de mogelijkheid om levensloop in de vergelijking te betrekken.
  • De pensioenuitzondering van artikel 8 derde lid Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) is niet van toepassing op een levensloopregeling.
    De pensioenuitzondering van artikel 8 derde lid Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) is niet van toepassing op een levensloopregeling, daar de levensloopregeling geen pensioenvoorziening is, aldus oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling in haar uitspraak van 7 april 2006 (r.o. 3.20 CGB nr. 2006-62). Dit betekent, dat het toepassen van een fiscale staffel op een levensloopregeling niet is toegestaan.
 
 
  Juni 2006
 
  • Geen uitbreiding van rechten door op grond van de wet gewijzigde pensioenleeftijd.
    Geen uitbreiding van rechten door op grond van de wet gewijzigde pensioenleeftijd, zo oordeelde de kantonrechter in Haarlem in een kort geding op 28 april j.l. (LJN:AW6192) tussen de vakbonden en Corus.Het wijzigen van de pensioenleeftijd van 62 in 65 jaar betekent volgens de kantonrechter niet, dat de ouderenregeling voor 60 en 61 jarigen automatisch van toepassing is op 62 t/m 64 jarigen. Dat zou meer rechten geven dan men (in de CAO) afgesproken had, n.l. een omschakeling vijf jaar in plaats van twee jaar naar pensioen. De vraag, of de ouderenregeling op zichzelf niet in strijd was met de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd stond niet ter discussie.
  • Koppeling van een nabestaandenpensioen aan verhoogd ouderdomspensioen.
    Koppeling van een nabestaandenpensioen aan verhoogd ouderdomspensioen bij omzetting als gevolg van aanpassing aan de pensioenleeftijd 65 kan in strijd komen met de in artikel 18a LB opgenomen begrenzingen van 2% per dienstjaar (middelloon 2,25%) en totaal 100% (inclusief inbouw AOW). Op grond van artikel 18d lid 2 LB wordt een nabestaanden- pensioen beperkt tot 70% van het laatstgenoten loon. Ingevolge artikel 38d lid 3, 38e lid 3 en 38f lid 3 kan bij omzetting in ouderdomspensioen van daar bedoelde aanspraken,resp. prepensioen, vroegpensioen en (tijdelijk) overbruggings- pensioen, van deze maxima worden afgeweken. Dat geldt dus niet voor nabestaandenpensioen! Een regeling kan bij koppeling van nabestaandenpensioen aan verhoogd ouderdomspensioen dus in strijd komen met de begrenzingen van hoofdstuk IIB Wet LB. In dat geval is artikel 18 lid 3 Wet LB van toepassing en dient inhoudingsplichtige de inspecteur te verzoeken de begrenzingen vast te stellen.
  • De startbrief.
    De startbrief is een nieuw fenomeen in de nieuwe pensioenwet. Op grond van artikel 20 wordt voorgesteld om inhoudelijke informatie, waaronder de inhoud van de regeling en de te bereiken aanspraken, binnen 3 maanden na het sluiten van een pensioenovereenkomst, door de pensioenuitvoerder te laten verstrekken aan de werknemer en dat de werkgever hier zorg voor moet dragen. Een gedeelde verantwoordelijkheid van uitvoerder en werkgever dus. Hoe dat moet zal geregeld worden in een AMvB. Uit het kopje boven dit artikel maken wij op, dat dit middels een startbrief moet gebeuren. Verder komen wij nergens in de wet zelf, wel in de memorie van toelichting, het woord "startbrief" tegen.Volgens artikel 45 dient dit in duidelijke en begrijpelijke woorden te gebeuren. Duidelijk en begrijpelijk is niet het pensioenreglement, dat ook door de pensioenuitvoerder moet worden opgesteld (art. 33), zo begrijpen wij de toelichting bij artikel 45.
  • Pensioenreserve is iets anders dan de waarde, op grond waarvan een pensioenregeling
    moet worden aangepast aan de VPL wetgeving.

    Op grond van de jurisprudentie staat de fiscus op het standpunt, dat uitsluitend voor een uitgesteld nabestaandenpensioen gereserveerd mag worden. Dat betekent bij uitstel van de pensioenleeftijd van 60 naar 65 jaar dus een lagere fiscale reservering.
    Voor de waarde ten behoeve van waardeoverdracht van het nabestaandenpensioen, de overdrachts- of omzettingswaarde, maakt het niet uit of de pensioendatum 60 of 65 is. Een aanspraak op een nabestaandenpensioen in een pensioenregeling met pensioenleeftijd 60 of 65 kent dezelfde waarde terwijl de pensioenreserve in een pensioenregeling met pensioenleeftijd 65 lager zal zijn dan in een pensioenregeling met pensioenleeftijd 60.
 
 
  Mei 2006
 
  • DGA, levensloopregeling en gebruikelijk loon.
    In ons infomagazine 2005.7 van augustus 2005 meldden wij dat werknemers, geboren van 1 januari
    1950 t/m 31 december 1954, op grond van artikel 109 Uitvoeringsregeling Loonbelasting (URLB) een
    nihil-inkomen konden creëren, door hun salaris volledig in de levensloopregeling te storten. Mr J.J.
    Buijze CPL, werkzaam bij de belastingdienst, wees er in een artikel in P&P 2005 nr. 4 op, dat dit voor
    de Directeur Grootaandeelhouder (DGA) zeer gunstig was. In de Eerste Kamer stak Staatssecretaris
    Wijn daar op 13 december 2005 een stokje voor en antwoordde op vragen van de fractie van de VVD
    (EK 30306 nr. F pag. 16), dat het gebruikelijk loon van artikel 12a Wet Loonbelasting (LB) getoetst
    moest worden na aftrek van de inleg in de levensloopregeling. Dit moet minimaal 70%, met een mini-
    mum (in 2006) van € 39.000, zijn van hetgeen gebruikelijk is voor werknemers, die geen DGA zijn maar
    wel in soortgelijke dienstbetrekking werkzaam. De DGA met een salaris van € 39.000 kan dus niet,
    zonder meer, deelnemen aan de levensloopregeling. Op 21 maart 2006 handhaafde de staatssecretaris
    in zijn antwoord op vragen van de Tweede Kamerleden Dezentjé Hamming en Bibi de Vries (VVD), zijn
    standpunt. Hij voegde echter iets toe ten behoeve van de praktische uitvoering. In de situatie, dat het
    loon vóór inleg als gebruikelijk loon gekwalificeerd kon worden, mocht er van worden uitgegaan dat
    artikel 12a LB niet van toepassing was, indien de inleg in de levensloopregeling niet hoger dan 12% was.
    Daarop stelden de beide VVD-kamerleden op 10 april wederom vragen. De DGA, die meer dan 12% van
    zijn salaris op grond van artikel 109 URLB mag inleggen, krijgt volgens de kamerleden een onuitvoerbare
    bewijsopdracht. De staatssecretaris antwoordde op 28 april j.l., dat de bewijslast bij een gebruikelijk
    loon van meer dan € 39.000 op de inspecteur rust. Daar toetsing vóór inleg in de levensloopregeling ertoe
    kan leiden, dat DGA's alsnog ervoor kunnen zorgen dat zij slechts voor een ongebruikelijk laag loon in
    de belastingheffing worden betrokken, zal hij zijn standpunt inzake artikel 12a LB niet aanpassen.
    In de praktijk betekent dit, dat de DGA, uitgaande van een 100% gebruikelijk loon vóór inleg in een
    levensloopregeling,altijd 12% mag storten en, indien hij gebruik maakt van (de tot 210% gelimiteerde
    mogelijkheid in) artikel 109 URLB (vanaf een inkomen van ca € 56.000) maximaal 30%.
  • Nieuwe Pensioenwet:
    Technische herziening en modernisering van de 50-jarige Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), de
    noodzaak van een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen werknemer, werkgever en pensioen-
    uitvoerder, de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars en beleidsmatige onderwerpen
    als transparantie, toezicht en toegang waren de achtergrond om een nieuwe pensioenwet voor te stellen.
    (TK 30 413 nr. 3 pag. 3 onder 1.3)
  • Verplichtingen van de werkgever bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst duidelijker.
    Op grond van artikel 7:655 lid 1 sub j BW is de werkgever, sinds 1994, verplicht de werknemer schriftelijk
    mee te delen of hij gaat deelnemen aan een pensioenregeling. In de nieuwe pensioenwet, artikel 6,
    wordt voorgesteld dat de werkgever schriftelijk moet meedelen of met de werknemer wel of niet een
    pensioenovereenkomst zal worden afgesloten en zo ja, wie de pensioenuitvoerder is. Het is dus de
    bedoeling, dat het duidelijker wordt.
 
 
  April 2006
 
  • Ontwerprichtlijn ter verbetering van de meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten.
    Deze zogeheten "Portability richtlijn" ter bevordering van het vrije verkeer tussen de lidstaten en de mobiliteit binnen een lidstaat, werd op 21 oktober 2005 door de Europese Commissie toegezonden aan de Raad en het Europese Parlement (COM/2005/507).
    Richtlijn 98/49 EG was een eerste maatregel betreffende aanvullende pensioenregelingen teneinde de doelstelling van het vrije verkeer van werknemers te bevorderen. In die richtlijn ging het vooral over het behoud van rechten (art. 4), grensoverschrijdende betalingen (art. 5) en deelname (art. 6) alsmede informatieverstrekking (art. 7) bij detachering. Als gevolg van o.a. de verschillende fiscale regimes tussen de lidstaten is de meeneembaarheid volgens de Commissie onvoldoende en een belemmering voor het vrije verkeer. Onder meeneembaarheid wordt verstaan de mogelijkheid om pensioenrechten te verwerven en te behouden bij vrij verkeer.
    Het ontwerp kent o.a. de volgende voorschriften: minimum ingangsleeftijd 21 jaar, maximum wachttijd 1 jaar, maximum opbouwperiode (ook wel vestigings- of stageperiode genoemd) 2 jaar, overdraagbaarheid na verzoek binnen 18 maanden. In principe dient de nieuwe richtlijn op 1 juli 2008 in de wetgeving van de lidstaten te zijn geïmplementeerd. De minister staat op het standpunt, dat de richtlijn het Nederlandse pensioenstelsel niet in gevaar mag brengen. De Nederlandse regering heeft de volgende bezwaren tegen dit ontwerp: Er is sprake van strijdigheid met het subsidiariteitsbeginsel, daar het zich ook bemoeit met de toetreding tot een pensioen-
    regeling en de inhoud daarvan. Verder acht de regering het ontwerp niet proportioneel, omdat er teveel uitzonderingsbepalingen in zijn opgenomen.
  • De nieuwe pensioenwet
    De nieuwe pensioenwet is 20 december 2005 ingediend bij de Tweede Kamer en de parlementaire behandeling is in volle gang. In ons infomagazine zullen wij de komende edities aandacht besteden aan diverse onderwerpen en de bijbehorende achtergronden, die nieuw zijn in dit wetsvoorstel. Denk hierbij aan positie van DGA, afschaffing C-polis, toetredingsleeftijd, pensioensoorten etc..
  • Werknemers dupe van niet betalen pensioenpremie
    Werknemers dupe van niet betalen pensioenpremie door failliete werkgever, die een discussie met de pensioenverzekeraar had over verschuldigdheid van premie. Dit bericht lazen wij in een regionale krant. Onze aandacht werd door dit bericht getrokken, omdat de kern van de pensioenwetgeving, het veiligstellen van pensioenaanspraken, hier geraakt werd. Het bericht riep bij ons in elk geval meer vragen op dan dat het informatie verschafte. Wij zijn uiteraard zeer benieuwd naar het resultaat van de lopende onderzoeken.
    Met name de vraag, wie wat fout gedaan heeft is interessant. Is de werkgever zijn betalingsverplichting niet nagekomen? Heeft de pensioenverzekeraar zich aan de regels gehouden? Werpt de nieuwe pensioenwet zijn schaduw al vooruit? Kunnen de werknemers verhaal halen en waar? Bij gebrek aan informatie hadden wij zo hier en daar onze vragen en twijfels bij de berichten in de pers.
  • Het pensioenbewust maken van de Nederlandse bevolking
    Het pensioenbewust maken van de Nederlandse bevolking is het wezenlijke probleem, zo schreef Elske ter Veld, voorzitter van de Stichting Pensioenkijker in het blad Pensioenmagazine van april. Wie achteraf met de pensioengevolgen van (eigen) keuzes wordt geconfronteerd kan van een koude kermis thuiskomen, is haar opvatting. Niet alleen communicatie over de stand van zaken maar ook voorlichting over gevolgen van keuzes is nodig. Denk hierbij aan kwesties als bedrijfsovername, echtscheiding, samenwonen etc..
 
 
  Maart 2006
 
  • Pensioen en Nieuw Verzekeringsrecht.
    Sinds 1 januari 2006 is het Nieuwe Verzekeringsrecht van kracht,Burgerlijk Wetboek (BW) Boek 7 titel 17 (verzekering) en titel 18 (lijfrente), alsmede in de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) het nieuwe artikel 36. Het nieuwe verzekeringsrecht is niet alleen van toepassing op (pensioen)verzekeringsovereenkomsten met verzekeraars maar ook op verzekeringsovereenkomsten met ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen. In artikel 36 PSW is geregeld welke artikelen van het nieuwe verzekeringsrecht niet van toepassing zijn op pensioenverzekeringsovereenkomsten. Denk hier aan zaken als verzwijging, wijziging begunstiging, afkoop
    en premievrijmaking, wat voor pensioenverzekeringen nu eenmaaltotaal anders ligt dan voor levensverzekeringen.Op grond van art 36 lid 4 PSW prevaleert bovendien in geval van strijdigheid de PSW (straks de Pensioenwet), als zijnde een lex specialis!
  • WIA en pensioen.
    Per 29 december 2005 is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. De WIA wordt verdeeld in een deel voor volledig arbeidsongeschikten (IVA) en een deel voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Op 12 januari 2006 heeft De Nederlandsche Bank (DNB) als toezichthouder een mededeling laten uitgaan (www.dnb.nl) waarin staat; "Omdat de WGA, anders dan de WAO, ook werkeloosheidsrisico's bevat, mag het WGA risico – daaronder begrepen het zogeheten WGAhiaat – niet worden ondergebracht bij levensverzekeraars of pensioenfondsen". In tegenstelling tot dit standpunt stellen anderen, dat het bij WIA- aanvullingen steeds gaat om arbeidsongeschiktheidsgerelateerde uitkeringen(E. Lutjens in P&P 2006 nr. 1 pag. 5 en Watson Wyatt
    Brans & Co in rapport "Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en pensioen" d.d. 15 december 2005 pag. 4). Verder heeft b.v. het pensioenfonds van de woningcorporaties (SPW) een WGA-hiaatpensioen, de "strafkorting" voor het niet voldoende benutten van de resterende verdiencapaciteit, - naar wij aannemen met instemming van DNB - geintroduceerd. Naar onze mening kan de schijnbare tegenstrijdigheid een gevolg zijn van het feit, dat in de litteratuur, inclusief wetshistorie, steeds weer dezelfde termen voor verschillende begrippen maar ook verschillende termen voor hetzelfde begrip worden gehanteerd. Denk hier b.v. aan termen als WGA-hiaat, WIAexcedent, WGA-gat, WIA-aanvulling etc.. Dit leidt tot een Babylonische spraakverwarring.
  • Door rekening-courantvordering van BV op DGA is pensioenaanspraak nog voor verwezenlijking vatbaar.
    Door rekening-courantvordering van BV op DGA is pensioenaanspraak nog voor verwezenlijking vatbaar, zo oordeelde de Rechtbank Arnhem op 1 februari 2006 (LJN: AV2029). Terwijl de DGA aanvoerde niet over vermogen in privé te beschikken om de rekening-courantverhouding aan te zuiveren oordeelde de rechtbank, dat de pensioenaanspraken voldoende waarde vertegenwoordigden.
    De BV kan volgens de rechtbank door verrekening aan de pensioenverplichting voldoen.
  • Invoering Wet op het financieel toezicht (Wft) per 01-01-2007.
    Op 13 februari j.l. heeft minister Zalm per brief meegedeeld (TK 29708 nr. 30), dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is gewijzigd in 1 januari 2007. De Wft, waar de per 1 januari 2006 van kracht geworden Wet financiële dienstverlening (Wfd) uiteindelijk een onderdeel van zal uitmaken, regelt de herziening van het toezicht op de financiële marktsector.
 
 
  Februari 2006
 
  • Afkoop levensloopsaldo:
    In antwoord op onze vraag (zie ons infomagazine 2005.12) heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen
    (CAP) meegedeeld dat een fiscaal niet toegestane afkoop van een levensloopsaldo leidt tot het aanmerken
    van deze afkoop als loon uit vroegere dienstbetrekking, waarop dus geen arbeidskorting en levensloopverlof-
    korting wordt toegepast. Inhoudsplichtige is conform de wet de (actuele) werkgever of mogelijk de uitvoerder.
    Volgens het CAP is de werkgever niet gehouden mee te werken aan afkoop van de levensloopregeling. Het
    zal dus in het belang van de uitvoerder zijn om deze afkoopmogelijkheid in het reglement uit te sluiten wil
    hij niet geconfronteerd worden met een werkgever, die weigert mee te werken aan een afkoop, die in strijd
    is met de fiscale wetgeving. Afkoop is theoretisch dus mogelijk maar, normaal gesproken, praktisch niet. Bij
    echtscheiding kan dit b.v. de nodige discussie met zich meebrengen!
  • De levensloopregeling heeft onbedoelde bijwerkingen.
    De levensloopregeling heeft onbedoelde bijwerkingen omdat het verzamelinkomen als berekeningsgrondslag
    wordt beïnvloedt. Dat was ons standpunt in infomagazine 2005.13 van november 2005. Daar ons berichten
    uit de praktijk bereikten, dat hierover nog steeds verschillend gedacht werd hebben wij deze vraag op 10
    februari j.l. voorgelegd aan het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Op 14 februari kregen wij tele-
    fonische bevestiging van Mr. J.J. Buijze van de Belastingdienst, dat inderdaad als gevolg van deelneming
    aan een levensloopregeling het verzamelinkomen wordt verlaagd en daarmee de grondslag voor op het
    verzamelinkomen gebaseerde toeslagen. De heer Buijze deelde ons daarbij ook mee, dat er meer onbedoelde
    gevolgen in de praktijk blijken waarover in de vakpers in ieder geval nog een artikel van zijn hand zal verschijnen.
    Uit berekeningen van een collega van ons werd duidelijk, dat inkomensgroepen tussen € 15.000 en € 25.000 het
    meeste hiervan kunnen profiteren.
  • Waardering van pensioen in eigen beheer.
    Waardering van pensioen in eigen beheer was aan de orde in besluit CPP2005/2740M van 11 november 2005,
    waarin de belastingdienst een nieuw standpunt innam wat betreft toepassing van artikel 8 lid 6 Wet VpB bij
    inbouw van gedeeltelijk elders verzekerd kapitaal. Bij eigen beheer dient met een deels elders verzekerd
    kapitaal rekening gehouden te worden of middels de inbouwmethode of middels de herleidingsmethode. Bij
    de inbouwmethode wordt het verzekerd kapitaal ingebouwd. Bij de herleidingsmethode wordt het verzekerd
    kapitaal eerst herleid naar in te bouwen pensioenuitkeringen. Bij deze herleiding naar pensioenuitkeringen is
    artikel 8 lid 6 Wet VpB ook van toepassing hetgeen wil zeggen dat bij deze herleiding geen leeftijdsterugstelling
    gehanteerd mag worden. Samen met de memo van de belastingdienst van 16 april 2004 inzake hybride pensioen-
    verzekeringen bij aan dga's toegekende pensioenrechten, met name wat betreft beleggingspolis, is meer dui-
    delijkheid over de fiscale waardering van pensioen in eigen beheer. Op grond van de RJ-Uiting 2005-4 van 21
    oktober 2005 van de Raad voor de Jaarverslaggeving mogen kleine rechtspersonen hun pensioenverplichting
    in eigen beheer volgens de fiscale waarderingsgrondslagen waarderen.
 
 
  Januari 2006
 
  • Wijziging Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en art. 7:646 c.q. 7:647 BW.
    Wijziging Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en art. 7:646 c.q. 7:647 BW ter implementatie richtlijn 2002/73EG. De wijziging leidt overigens niet tot ingrijpende wijzigingen. Het betreft met name uitbreiding van de bescherming van werknemers met bescherming tegen onder meer intimidatie en seksuele intimidatie alsmede aanpassing van de definities van het beginsel van gelijke behandeling en direct onderscheid. In de inleiding van de memorie van toelichting (TK 30 237 nr. 3 pag. 2) staat overigens, dat op dit moment een integratiewet in voorbereiding is. Hierbij worden de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Wgbm/v), de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/c) en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbl) geïntegreerd in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
    Overigens zijn daarbij geen inhoudelijke wijzigingen beoogd (zie ook TK 29 311 nr. 8).
  • Einde FVP in 2008.
    Op 8 november 2005 heeft de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) bekend gemaakt, dat met ingang van 1 januari 2008 nieuwe WW-gerechtigden niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage uit de FVP-regeling. Het geld is op! Dit betekent, dat deze mogelijkheid voor oudere werknemers om tijdens werkeloosheid pensioenopbouw voort te zetten dan niet meer mogelijk is.
  • Ongewijzigde voortzetting van premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid.
    Ongewijzigde voortzetting van premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid kan gehandhaafd blijven voor op 31 december 2005 bestaande gevallen. Deze toezegging heeft staatssecretaris Wijn gedaan tijdens de plenaire behandeling van het overgangsrecht fiscale behandeling pensioen op 20 december 2005 in de Eerste Kamer. In tegenstelling tot het eerdere kabinetsstandpunt, dat ook premievrij voortgezette pensioenpolissen moeten worden aangepast aan de Wet aanpassing VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling (zie ons infomagazine 2005.14), zwichtte staatssecretaris Wijn voor de argumenten van Mevrouw Vedder – Wubben (CDA) in de Eerste Kamer, die mede namens de fracties van PvdA, D66 en OSF o.a. naar voren bracht, dat aanpassing veel extra werk voor de pensioenuitvoerders zou betekenen. De staatssecretaris zal een beleidsbesluit uitbrengen, dat in lijn is met het beleidsbesluit van 9 januari 2004 (CPP2003/1821M) , dat is uitgebracht bij de introductie van het Witteveenkader.
  • Deskundige pensioenadvisering middels WFD niet gerealiseerd.
    Deskundige pensioenadvisering middels WFD niet gerealiseerd, concludeerde de stichting Kring van Pensioen-Specialisten KPS) bij de consultatie besluit financiële dienstverlening (BFD) in maart 2005. Bij deze consultatie gingen enkel verzekeraar Legal & General en de KPS inhoudelijk in op pensioenadvisering in de nieuwe Wet Financiële Dienstverlening (WFD). Het bezwaar is, dat deskundigheid op het gebied van pensioen gekoppeld is aan deskundigheid op het gebied van levensverzekeringen. De inhoudelijke bezwaren hebben helaas niet geleid tot aanpassing. Naast het feit, dat slechts een klein deel van de bemiddelaars actief is op het gebied van pensioen wordt ook voorbij gegaan aan het feit, dat pensioen behoort tot het terrein van arbeidsvoorwaarden en niet tot dat van verzekeringsproducten. De pensioenregeling van nog geen 15 % van alle actieve deelnemers wordt uitgevoerd door een verzekeraar. Overigens moet een deskundige adviseur, productadviseur volgens de KPS, wel in staat zijn om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, zo lezen wij in bijlage 5 (art. 5c) bij het BFD. Vanwege onafhankelijkheid, deskundigheid of beiden?
 
   
  2005
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2005.
 
Secretariaat
De Wel 14-16 Postbus 44 3870 CA Hoevelaken Tel: 033-2580460 Fax: 033-2580340
secretariaat@piapensioen.nl