Nieuwsarchief 2005

  2005
   
 

Geen uitstel van levensloopregeling

zoals in de pers (zie o.a. NRC 15-11-2005) werd "gekopt", maar keuzemogelijkheid
tussen spaarloon of levensloop, ook na 1 januari 2006, is hetgeen uiteindelijk
door staatssecretaris Wijn en minister de Geus is toegezegd. In de "nota naar
aanleiding van het verslag" (zie WDB 2005-00730M d.d. 15-11-2005) wijzen zij er
op, dat niet de status van de overeenkomst maar of er een feitelijke betaling
heeft plaatsgevonden bepalend is. Het automatisch laten doorlopen van een spaar-
loonregeling in 2006 betekent dus, dat er in dat jaar niet meer kan worden deel-
genomen aan de levensloopregeling (art. 19g lid 5 LB). Zolang men nog geen
betaling gedaan heeft kan men wel nog kiezen in 2006.


Tot 1 juli 2006 spaarloon terugdraaien

Bij de behandeling van het belastingplan 2006 op 17 november j.l. in de Tweede
kamer is als gevolg van het aannemen van het amendement Vroonhoven-Kok en Crone
(TK 30306 nr. 64), de mogelijkheid geopend het in de spaarloonregeling in 2006
gestorte bedrag vóór 1 juli 2006 weer terug te storten om alsnog deel te gaan
nemen in de levensloopregeling.


Levensloop beïnvloedt verzamelinkomen als berekeningsgrondslag

Professor Leo Stevens had in het televisieprogramma Twee Vandaag op 18 november
zo zijn twijfels over deelname aan de levensloopregeling. Over de drie voordelen
moest hij even nadenken, de drie nadelen schudde hij zo uit zijn mouw. Hij sprak
nog niet over eventuele wijzigingen van de grondslagen voor b.v. lijfrentebere-
keningen, huurtoeslag en zorgtoeslagen. Soms een voordeel, soms een nadeel,
maar in ieder geval altijd een noodzakelijk aandachtspunt. Een advies in de zin
van "altijd stoppen met spaarloon en overschakelen naar levensloop" is in ieder
geval een slecht advies, en dat was ook het uitgangspunt van professor Stevens.
Hij bleef lekker meedoen met de belastingvrije spaarloonregeling van € 613 per jaar.


Uiterlijk 1 februari 2006 moet de verklaring bij de belastingdienst binnen zijn

waarin de werkgever meedeelt, dat zijn pensioenregeling vóór 2006 is aangepast
aan de Wet VPL. Hiertoe kan een medio december door de belastingdienst te sturen
modelverklaring worden ingevuld. De belastingdienst zal bij werkgevers die een
verklaring tijdig inzenden in 2006 geen controle uitvoeren naar de pensioenregeling
(TK 30330 nr. 6 pag. 8). Dus ook indien er geen aanpassing nodig is toch insturen!!


Opgebouwd levenslooptegoed wordt in aanmerking genomen bij schuldsanering en bijstand

aldus de nota naar aanleiding van het verslag en het nader verslag (TK 29760
nr. 10 pag. 17). Het amendement De Wit, Vendrik en Bussemaker heeft dit wat
betreft de bijstand ongedaan gemaakt (zie ons infomagazine 2005.10). Waarom
de wettelijke schuldsanering buiten dit amendement gebleven is, is ons niet bekend.


Sparen voor levensloop tijdens werkeloosheid is mogelijk

antwoordde minister de Geus op 18 november j.l. in het televisieprogramma Twee
Vandaag (zie www.2vandaag.nl video). In de nota naar aanleiding van het verslag
en het nader verslag (TK 29760 nr. 10 pag. 17) staat echter dat een uitkerings-
gerechtigde geen recht kan ontlenen aan de Wet arbeid en zorg om deel te (blijven)
nemen aan de levensloopregeling. Daarvoor is medewerking van de uitkerings-
instantie nodig! Het ligt dus iets genuanceerder!


De rekenhulp voor het berekenen van de eindheffing

pensioenen en beschikbare premieregelingen 2006 (zie "links" in www.lahaye.nl )
betreft een globale scan. Met deze scan wordt bepaald of de pensioenregeling op
premieniveau binnen de nieuwe kaders blijft en er dus geen eindheffing afgedragen
behoeft te worden. Deze is ook van toepassing op DGA regelingen en C polissen.
Bij eigen beheer zal een afzonderlijke berekening gemaakt moeten worden (TK
30330 nr 6 pag. 6). Let wel! Geen eindheffing volgens de scan betekent niet,
dat de regeling ook formeel akkoord is en dus niet meer aangepast behoeft te
worden vóór 1 januari 2007! Fiscale modelpensioenregelingen zijn in juli 2005
gepubliceerd.


Pensioengrondslag en tegemoetkoming inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage (Zorgverzekeringswet

In zijn antwoord op een vraag van het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderen-
organisaties (CSO) meldt Minister Hoogervorst (EK 30 124 C pag. 24) het volgende.
Afhankelijk van de definiëring van de pensioen-grondslag in de pensioenregeling
kan dit invloed hebben op de pensioengrondslag. Een pensioengrondslag, gedefinieerd
als bruto loon op jaarbasis is exclusief, maar gedefinieerd als loon in de zin van
de Wet op de loonbelasting 1964 is inclusief de vergoeding, die een werknemer van
de inhoudsplichtige ontvangt.


Afkoop ('cashen') van een levensloopsaldo wel of niet toegestaan?

Het Ministerie van Financiën heeft in artikel 61a lid 1 sub b van de Uitvoe-
ringsregeling loonbelasting 2001 (URLB) vastgelegd, dat in de overeenkomst
tussen werkgever en werknemer tenminste een afkoopverbod moet zijn opgenomen.
Het Ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid heeft in een antwoord op
20-10-2005 inzake 'cashen' zonder verlof geantwoord, dat dit mogelijk is,
indien de uitvoerder dit toelaat. Bij ons riep dit enkele vragen op:
1. Is de uitvoerder aansprakelijk voor uitvoering in overeenstemming met de
     overeenkomst tussen werkgever en werknemer?
2. Mag een werkgever meewerken aan een regeling, die in strijd is met de
     overeenkomst met zijn werk-nemer?
3. Wat is het gevolg, indien de werknemer, in strijd met de overeenkomst met
     zijn werkgever maar in overeenstemming met de overeen-
     komst met zijn uitvoerder, het levensloopsaldo afkoopt?
Deze vragen hebben wij op 9 november aan het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen
(CAP) voorgelegd.


40 dienstjaren zijn geen 40 deelnemingsjaren

Het in pensioenregelingen in aanmerking te nemen aantal dienstjaren wordt
bepaald door artikel 10a Uitvoerings Besluit Loonbelasting 1965 (UBLB).
Voor het 40-deelnemingsjarenpensioen (DJP) is echter het aantal jaren conform
art.10ab UBLB van toepassing. Dit betekent b.v. dat voor dienstbetrekkingen
in deeltijd als diensttijd de in aanmerking te nemen periode wordt verminderd
overeenkomstig de deeltijdfactor (art. 10a lid 1 sub a 40) , terwijl voor
deelnemingsjaren het in aanmerking te nemen maximum ingevolge artikel 18e LB
(de 70% norm) wordt verlaagd overeenkomstig de deeltijdfactor (art. 10ab
lid 4). Zie ook het artikel in Pensioenmagazine nr. 5 van René Bosch en Wim
Bolderman.


De alleenstaandenfranchise benadeelt met name de lagerbetaalden

en dat zijn overwegend vrouwen, zodat ook deze franchise (naast de kostwinners-
franchise) verboden onderscheid oplevert (CGB 2005-118 r.o.v. 5.21 d.d.
30-06-2005). Met deze uitspraak gaat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB)
niet alleen door met haar oordeel omtrent de kostwinnersfranchise maar past
dit nu ook toe op de alleenstaandenfranchise. Het oordeel over de kostwinners-
franchise is in elk geval door de Kantonrechtert te Heerlen (LJN AT8795 d.d.
6 juli 2005) niet gevolgd (zie infomagazine 2005.7). De Commissie wijst er
in haar beoordeling op, conform het arrest van het Europese Hof van Justitie,
zaak C-7/93 (Beune) d.d. 28-09-1994, dat het toepassen van een franchise onder
de reikwijdte van de gelijkebehandelingswetgeving valt. In zijn aantekening
bij dit oordeel wijst E. Lutjens op het feit, dat, conform het arrest van het
Europese Hof van Justitie, zaak C-400/93 (Specialarbejderforbundet i Danmark)
d.d. 31-05-1995, de rechter rekening kan houden met het feit, dat het onderwerp
in een sociaal akkoord is vastgelegd. De CGB stapt daar volgens hem gemakkelijk
over heen in r.o. 5.25. Het feit, dat franchise verband houdt met AOW maar
daarmee niet identiek aan AOW is naar mijn mening de kern van de discussie en
de verwarring.


Overgangswet VPL (zie infomagazine 2005.10) ingediend

Voornaamste punten uit het voorgestelde overgangsrecht zijn de definiëring
van fiscale bovenmatigheid, de partiële bovenmatigheid, te bepalen met behulp
van een eenvoudige rekenhulp en een eindheffing bij de inhoudsplichtige van
52% (zie TK 30 330).


Samenvoeging van 6 richtlijnen over gelijke behandeling van vrouwen en mannen

op het gebied van werkgelegenheid en beroep en het opnemen van gevestigde
rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in de tekst ligt ten grondslag
aan het door de Europese Commissie ingediend voorstel voor een richtlijn.
Op 25 augustus 2005 heeft de Europese Commissie een gewijzigd voorstel voor
een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen
en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep
(herschikte versie) toegezonden aan het Europese Parlement. Hierin zijn
opgenomen de richtlijnen inzake gelijke beloning (75/117), toegang tot het
arbeidsproces e.d. (76/207 en 2002/73), ondernemings- en sectoriale regelingen
inzake sociale zekerheid (86/378 en 96/97) en bewijslast in gevallen van dis-
criminatie op grond van het geslacht (97/80).

Geen gedwongen opname van het levenslooptegoed

in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). In de Wet aanpassing fiscale
behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, kortweg Wet
VPL, is in hoofdstuk IX aan artikel 31 van de WWB aan lid 2 een nieuw onderdeel
q (of r?) toegevoegd (Staatsblad 2005 115). Deze toevoeging is de implementatie
van het amendement De Wit, Vendrik en Bussemaker van 18 november 2004 (TK 29
760 nr. 28), welke amendement bij de stemmingen op 25 november 2004 is aange-
nomen. Dit amendement voorziet er in, dat het recht op een uitkering in het kader
van de WWB niet getoetst wordt aan het opgebouwde levenslooptegoed. Ook is over
het saldo van de levensloopregeling geen box III heffing ver-schuldigd op basis
van de omkeerregel.


Minister de Geus ziet spaarloon opgaan in levensloop

is de kop van persbericht 05/149 van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW). In een toespraak op 14 september j.l. op een seminar
levensloop van ABN-AMRO in Amsterdam gaf de minister als zijn mening, dat
de huidige generatie vijftigers de levensloopregeling nog zal gebruiken om
eerder uit te treden. De jonge(re) mensen zullen de levensloopregeling veel
breder willen gebruiken. De levensloop zal spaarloon inhalen, zo verwacht
de Geus.


Pensioenwet pas op 1 januari 2007 in werking

gelijktijdig met het nieuwe FTK (Financieel Toetsings Kader) voor pensioenfondsen?
In ons infomagazine 2005.7 maakten wij reeds melding van mogelijk uitstel van de
invoering. In P&P 2005/10 maakt Prof. Dr. Erik Lutjens melding van het feit, dat
er van uitgegaan kan worden, dat de vervanger van de PSW pas op 1 januari 2007 in
werking treedt. Waar hij deze mededeling op baseert staat er niet bij, maar we
kunnen er van uitgaan, dat hij beter geïnformeerd is dan wij.


Aftoppen van pensioenpremies

zoals voorgesteld door PvdA, GL en SP wordt in een reactie d.d. 6 oktober j.l.
op vragen tijdens de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen
door het Ministerie van Financiën (AFEP05-628A) van de hand gewezen. Het mini-
sterie wijst op het probleem, dat in het voorstel tijdelijk hogere belasting-
ontvangsten gebruikt worden voor structurele uitgavenverhogingen en dat het CPB
opgemerkt heeft, dat aftoppen van pensioenpremie boven 1,5* modaal tot hogere
arbeidskosten en geringere koopkracht leidt.


Geen levensloopregeling voor zelfstandigen

is het antwoord van Minister de Geus en Staatssecretaris Wijn op de motie
Bussemaker/Verburg (TK 29760 nr. 46). In de onderbouwing van het kabinetsvoor-
nemen om deze motie niet uit te voeren (TK 29760 nr. 63) geeft Staatssecretaris
Wijn de volgende argumenten: 1. Verlof door zelfstandigen is niet controleerbaar
en zou gebruikt kunnen worden voor een zo gunstig mogelijke verdeling van inkomen
in de tijd. 2. Als oudedagsvoorziening heeft de zelfstandige met de FOR dezelfde
mogelijkheden als met de levensloopregeling.


Gewezen deelnemers moeten zelf om opgave van de premievrije waarde van prepensioenaanspraken vragen

aan actieve deelnemers wordt deze opgave automatisch verstrekt, binnen één jaar
na inwerkintreding van het besluit van 16 juli 2005 (zie hierboven). In deze opgave
moet ook de afkoopsom vermeld worden ten behoeve van een storting in een levensloop-
regeling. Indien deze afkoop mogelijk gemaakt wordt moet de deelnemer binnen 2
maanden na de opgave beslissen.


Een nieuw besluit ontslaguitkeringen

is door Staatssecretaris Wijn aangekondigd in het conceptbesluit van 31 augustus
2005. In geval van een ontslaguitkering zal eerst gekeken worden of er sprake is
van reorganisatie of disfunctioneren conform conceptbesluit DGB2005/5100M d.d.
31-08-2005, de kwalitatieve toets. Is daar geen sprake van, dan zal de regeling
worden getoetst conform besluit DGB2005/3299M d.d. 26-05-2005, de kwantitatieve
toets. De kwantitatieve toets kent in feite twee toetsen, de 55-jaar toets en de
70% toets. Biedt noch de kwalitatieve toets, noch de kwantitatieve toets soelaas,
dan zal de inspecteur moeten bewijzen, dat de eindheffing van art. 32aa Wet LB
(vooralsnog 26%) van toepassing is. Totdat het nieuwe besluit er is zal er, zo
neem ik aan, blijven gelden, dat stamrechtregelingen bij ontslag en (rechten op)
eenmalige ontslaguitkeringen niet worden aangemerkt als regelingen voor vervroegde
uittreding, conform het Besluit van 8 juni j.l. nr. DGB2005/3620M.


Inkoop (en inhaal) van pensioen in plaats van vervroegd pensioen

is een mogelijkheid om nadelen van defiscalisering van vervroegde pensionering
(budgettair neutraal) te compenseren. In het besluit van 16 juli 2005, staatsblad
2005 391, heeft minister de Geus de mogelijkheid geopend om inkoop van pensioen,
binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het besluit (1 januari 2006?), gespreid over
maximaal 15 jaar af te financieren. In dat geval dient wel gebruik gemaakt te worden
van de vrijwaringclausule in artikel 4 lid 5 van bovengenoemd besluit.


Het overgangsrecht voor pensioenregelingen die niet vóór 1 januari 2006 zijn aangepast

aan het nieuwe fiscale regime voor vut/prepensioen/levensloop (VPL) komt er aan.
Werkgevers dienen een verklaring bij de fiscus in te dienen dat zij hun pensioenregeling
hebben aangepast aan de VPL. Bij werkgevers, die dat niet gedaan hebben zal de fiscus
gericht gaan controleren. Deze werkgevers moeten over het bovenmatige deel van hun
pensioenregeling 52% eindheffing betalen. Althans, dat zijn de plannen van de regering
volgens een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (TK 29 760 nr. 60). In een
andere brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (WDB 2005-00585), gepubliceerd op
28-09-2005, hebben Staatssecretaris Wijn en Minister de Geus inmiddels laten weten,
dat alle inhoudsplichtigen medio december een modelwerkgeversverklaring toegezonden
krijgen en dat een rekenhulp op de internetsite van de Belastingdienst geplaatst zal
worden. Wil men zo min mogelijk rompslomp, dan zal tijdige aanpassing toch het beste zijn.


De Wet Vut, Prepensioen en Levensloop (VPL) wordt per 1 januari 2006 ingevoerd

zo lezen wij in een brief d.d. 30 augustus 2005 van minister de Geus aan de
Voorzitter van de Tweede Kamer. Wel komt er aanvullend overgangsrecht, waarmee
de ministerraad heeft ingestemd volgens persbericht 05/028 van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij houden u op de hoogte.


Nieuwe wetgeving

Duidelijkheid en communicatie zijn de centrale thema's van de nieuwe pensioenwet.
Naast alle scepsis, zoals blijkt uit het commentaar van prof. Lutjens in P&P 2005
7/8 is onze ervaring, dat slechte communicatie en foutieve informatie de grootste
problemen vormen als het om pensioen gaat. Met name aan persoonlijk advies is grote
behoefte. Dat de, met name particuliere, klant veelal niet bereid is om te betalen
voor een advies doet hier niets aan af. En naast het commentaar van Lutjens wat
betreft de pensioenwet vragen wij ons af, of met de nieuwe WFD ook niet een boot
gemist is, nu pensioen daar als onderdeel van levensverzekeringen als een
ondergeschoven kindje wordt behandeld.


(Geen) informatieplicht werknemer levensloopsaldo

Op grond van art. 7:2 lid 2 en 3 Wet arbeid en zorg opent de werknemer een
levenslooprekening c.q. sluit een levenslooppolis. Op grond van art. 61 a
lid 1 sub d Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 heeft de werknemer een
informatieplicht wat betreft het saldo van een levensloopregeling bij gewezen
inhoudsplichtigen. Gezien het antwoord op vraag 05-019 (zie www.lahaye.nl
onder links, wet VPL, vraag en antwoord) heeft de werknemer geen informatieplicht
over het saldo van de levensloopregeling bij de huidige inhoudsplichtige.
De werkgever (inhoudsplichtige) is wel volgens de wetsgeschiedenis (TK 29 760 nr.
10 pag. 36) verantwoordelijk voor het toepassen van de fiscale vrijstelling en
derhalve de controle op het maximum van het saldo. Dat is dus de som van de saldi
bij zowel de gewezen als de huidige inhoudsplichtige. Aan het Centraal Aanspreekpunt
Pensioenen hebben wij de vraag voorgelegd op welke wijze de werkgever nu moet
controleren indien hij niet behoeft te worden geïnformeerd.


Pensioeningangsdatum vóór 65 jaar in een pensioenregeling blijft mogelijk

vermits het pensioen actuarieel wordt herrekend. Dit dient te geschieden op de
pensioeningangsdatum of tijdens de opbouwfase. Deze informatie staat te lezen in Vraag
en Antwoord 05-046 d.d. 220805 (zie onze website onder links, wet VPL, vraag en antwoord).
Ook een overzicht van de herrekende opbouwpercentages is in het antwoord opgenomen. Uit
het feit, dat een laag opbouwpercentage gunstig is voor lage lonen en ongunstig voor hoge
lonen, zo leggen René Bosch en Wim Bolderman uit in Pensioenmagazine nr. 5 in een artikel
over het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting, blijkt, dat toch enige voorzichtigheid geboden
is bij het nemen van beslissingen.


Wetsvoorstel Pensioenwet tweede helft 2005 naar Tweede Kamer?

In zijn brief van 17 mei 2005 (TK 28294 nr. 18) heeft de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid meegedeeld dat hij verwacht, dat het wetsvoorstel in de tweede helft van
2005 bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. De mogelijkheid van invoering per 1 januari
2006 wordt hierdoor beperkt. Volgens de Minister is invoering echter niet gebonden aan de
datum 1 januari en betekent uitstel dus niet automatisch uitstel tot 1 januari 2007.


Informatiedocument levensloopregeling

Ten behoeve van onze relaties hebben wij een informatiedocument opgesteld gebaseerd o.a.
op het nieuwe hoofdstuk 5a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (WDB 2005/197M).
Dit document zal aan de hand van nieuwe informatie en opmerkingen van relaties tot het
einde van dit jaar zoveel mogelijk worden aangepast aan de actualiteit. Het document is
verkrijgbaar middels een verzoek om toezending met opgave van emailadres. De kosten
bedragen € 150 ex BTW. Dit is inclusief toezending van later te actualiseren documenten.
De factuur wordt toegezonden per e-mail. Na ontvangst van het verschuldigde bedrag ad
€ 178,50 zal het document u per e-mail worden toegezonden.


Levensloopregeling en DGA

Op grond van art. 19g van de Wet LB mag een DGA ook gebruikmaken van de levensloopregeling.
Op grond van art. 19g lid 7 mag de levensloopregeling gebruikt worden om over te hevelen
naar de pensioenregeling. Dit dient wel te geschieden binnen de maximale grenzen van
hoofdstuk IIB van de Wet LB (het jaarmaximum en maximale grens per pensioensoort: zie vraag
& antwoord 05-006 d.d. 15-07-2005 en 05-033 d.d. 24-07-2005 bij www.belastingdienst.minfin.nl).
Op grond van het overgangsrecht (art. XIII sub D) geldt de 12% grens niet voor deelnemers, die
op 31 december 2005 minimaal 51 en maximaal 56 jaar zijn. Dit betekent, zo blijkt ook uit de
wetsgeschiedenis (TK 29760 nr. 10 pag. 46), dat het voor deze groep mogelijk is om in één jaar
het volledige salaris in de levens-loopregeling te storten. Een fiscaal inkomen van nihil dus.
In zijn artikel "levensloopregeling zeer gunstig voor de DGA" (P&P 2005 nr. 4) wijst Mr. J.J.
Buijze CPL (werkzaam bij de belastingdienst)er op, dat hiermee, via de achterdeur, 100 % eigen
bijdrage voor een pensioenregeling van een DGA toch mogelijk is.


Beslissing over Gouden Handdruk uitgesteld

Het algemeen overleg inzake WW en ontslagrecht in de Tweede Kamer is uitgesteld tot
na het zomerreces.Naar aanleiding hiervan heeft staatssecretaris Wijn laten weten in
zijn brief van 27 juni (DGB 2005-04013)en in de beantwoording op 1 juli van vragen
van de Tweede Kamerleden Kant en Van Gent/Vendrik (DGB 2005-03506) dat heffing op grond
van art. 32aa LB tot na dit overleg niet van toepassing zal zijn op stamrechtregelingen
bij ontslag en (rechten op) eenmalige ontslaguitkeringen.


Kostwinnersfranchise toegestaan

De Kantonrechter te Heerlen oordeelde op 6 juli j.l. (LJN: AT8795), dat AOW op grond van
art. 141 EG-verdrag geen onderdeel van beloning is waarop gelijke behandeling m/v van
toepassing is. Deze uitspraak betekent, dat deze rechter het standpunt van de CGB
(o.a. uitspraak 2004-117 en 2004-34) niet volgt. Velen zullen hiermee instemmen.


Wetsvoorstel implementatie Richtlijn 2003/41/EG naar Tweede Kamer:

Het wetsvoorstel op basis waarvan ondernemingen pensioen in andere lidstaten mogen
onderbrengen (zie infomagazine 2005.3) is ingediend bij de Tweede Kamer (TK 30 104).
Het betreft de mogelijkheid voor pensioenfondsen om grensoverschrijdend activiteiten
te ontplooien. Overigens is dit niet relevant voor verzekeraars, omdat het kabinet
van oordeel is, dat Richtlijn 2002/83/EG van 5 november 2002 aan verzekeraars al
voldoende mogelijkheden biedt om grensoverschrijdend te kunnen werken (pag. 8 MvT).
Overigens is de richtlijn conform art. 2 lid 2 sub b ook helemaal niet van toepassing
op levensverzekeraars, juist vanwege Richtlijn 2002/83/EG. Ook voor Pensioen-BV's is
deze wet niet relevant, omdat deze BV niet voldoet aan de vereiste "onafhankelijk van
enige bijdragende onderneming opgericht" conform art. 6 Richtlijn (pag 8 MvT).
Wat betreft de Pensioenwet wordt deze richtlijn los van de nieuwe pensioenwet in de
PSW geïmplementeerd vanwege de implementatietermijn van de richtlijn (pag. 1 MvT).


CGB kent betekenis toe aan het "in zijn algemeenheid geldende verband" tussen ouderdom en het af-nemen van kwaliteit.

Deze uitspraak van 25 maart j.l. (CGB 2005-50) betrof de vraag of een zorgaanbieder op
grond van een leeftijdscriterium (65 jaar) een contract met een psychotherapeut (leeftijd 70)
mag weigeren en was gebaseerd op het feit, dat er geen andere criteria waren waaraan de
kwaliteit van een oudere psychotherapeut kan worden getoetst. Dit leeftijdsonderscheid was
daarom objectief gerechtvaardigd con-form art. 7 lid 1 sub c WGB L.


Onduidelijkheid rond Gouden Handdrukken:

Bij besluit van 26 mei 2005, nr. DGB2005/3299M heeft de staatssecretaris van Financiën
duidelijkheid willen verschaffen over regelingen voor vervroegde uitreding in
art. 32aa van de Wet op de Loonbelasting 1964 (zie persbericht 2005-074 van het ministerie
van Financiën en besluit DGB2005/3620M van 8 juni 2005). Dit besluit zou gelden voor
regelingen na 26 mei 2005 terwijl ontslagregelingen vóór die datum tot stand gekomen niet
getroffen zouden worden door een extra heffing. Op 1 juni laat het ministerie in persbericht
2005-074 weten, dat werkgevers, en niet de werknemers, in sommige gevallen extra 26 %
belastingheffing moeten betalen. Op 7 juni laat de Staatssecretaris van Financiën aan de
voorzitter van de Tweede Kamer weten, dat het besluit van 26 mei voorlopig is opgeschort en
hij aan de belastingdienst heeft opgedragen tot 30 juni, de datum waarop in de Tweede Kamer
wordt gediscussieerd over de WW en het ontslagrecht, geen VUT-heffing toe te passen op
stamrechten en ontslagvergoedingen. Dit is ook vastgelegd in het besluit van 8 juni 2005 nr.
DGB2005/3620M. In elk geval is nu duidelijk dat het onduidelijk is hoe art. 32aa LB moet
worden uitgelegd.


2 Jaar wachttijd bij zwangerschap is verboden onderscheid

door verzekeraar en onzorgvuldig handelen van de assurantietussenpersoon, omdat verzekeraar
deze arbeidsongeschiktheidsdekking actief op de markt brengt en de assurantietussenpersoon
op dit product gewezen heeft. Zo luidden de uitspraken van de CGB van 3 mei 2005 (2005-79 en
2005-80). Normaal gesproken geldt bij verzekeraar een wachttijd van dertig dagen. Zwangerschap
valt ingevolge de wetsgeschiedenis onder het discriminatieverbod op grond van geslacht.


De Bolkenstein Richtlijn:

De commotie over het voorstel voor de Europese Richtlijn (Com (2004)2 def.:
de dienstenrichtlijn) zal niemand ontgaan zijn. Wat betreft pensioenen bestaat
er een onduidelijkheid. In art. 2 lid 2 sub b van het voorstel zijn individuele
pensioenen van deze richtlijn uitgesloten. Maar wat met collectieve pensioenen?
Gelden hiervoor alleen de pensioenfondsenrichtlijn (voor pensioenfondsen) of de
levenrichtlijn (voor directe verzekeringen) of hiernaast ook de dienstenrichtlijn.
Uit raadsdocument nr. 6174/04 van het ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt in
elk geval, dat Nederland hierover duidelijkheid wenst.


Zorgplicht en aansprakelijkheid:

Uit uitspraken van de CGB (2000-26, 2001-62 en 2001-63) blijkt, dat iedereen die er
mee te maken heeft verantwoordelijk kan zijn voor handelen in strijd met wetgeving
inzake gelijke behandeling! Ook wordt hierin duidelijk, dat het mogelijk maken van
onderscheid naar geslacht, zoals door het verstrekken van bepaalde informatie, iemand
kan worden aangerekend.
In de nieuwe Wet Financiële Dienstverlening (WFD) wordt o.a. de zorgplicht voor financiële
dienstverle-ning gecodificeerd. De verstrekte informatie dient feitelijk juist
(WFD art. 30 lid 2) en relevant (WFD art. 31 lid 1) te zijn. Kort gezegd betekent dit alles,
dat een financiële dienstverlener steeds er voor moet waken bepaalde infor-matie (niet) te geven.
Met name op het terrein van pensioenrecht een bron van problemen?!


Backservice (bij eigen beheer) in management-BV ook over diensttijd bij Werk-BV:

Op 4 maart 2005 oordeelde de Hoge Raad (nr. 39.813) geen reden meer te zien de beperking
uit het arrest van 15 mei 1985 (nr. 22.154) te handhaven. Tot voor kort ging de fiscus en
de jurisprudentie, op basis van het arrest uit 1985, ervan uit, dat bij indiensttreding
bij een management-BV er geen sprake is van voortzet-ting dienstbetrekking en dus voor de
berekening van de backservice enkel de dienstjaren in de management-BV in aanmerking kwamen.
Nu heeft de Hoge Raad zich op het standpunt gesteld , onder verwijzing naar art. 2 lid 2 van
de Regeling voorwaarden pensioentoezeggingen aan direct- en indirect-grootaandeelhouders van
23-12-1994, dat in geval van een pensioentoezegging waarbij rekening is gehouden met de
diensttijd bij een vorige werkgever en over die periode een onvoorwaardelijk recht op pensioen
is verkregen, de backservice over die periode ook ineens ten laste van de winst gebracht mag worden.
Iets om rekening mee te houden bij aanpassing naar aanleiding van VPL!


Indexering maximaal 3 % voor ALLE pensioenregelingen:

Bij besluit CPP2004/1257M d.d. 21-01-2005 heeft het Ministerie van Financiën
besluit 277-43 van 8 februari 1978 inzake vaste indexatie van pensioenen gemoderniseerd.
Zowel voor- als na-indexatie mogen met ingang van 21 januari 2005 maximaal 3 % zijn.
Uiterlijk 1 januari 2006 moeten (actieve) pensioenregelingen zijn aangepast.
In tegenstelling tot het besluit uit 1978 geldt de mogelijkheid van indexatie nu ook
voor eigen beheer. Iets om rekening mee te houden bij aanpassing naar aanleiding van VPL!

 


Terug naar boven

 
Secretariaat
De Wel 14-16 Postbus 44 3870 CA Hoevelaken Tel: 033-2580460 Fax: 033-2580340
secretariaat@piapensioen.nl